Stolpersteine F.A. Molijnlaan

Het echtpaar Canter

De Stolpersteine aan de F.A. Molijnlaan 75 (vroeger 49) zijn op 26 november 2021 gelegd voor het joodse echtpaar Matthijs Canter en Jenny Löwenstein. Van dit adres zijn zij begin april 1943 vertrokken naar het kamp Westerbork en vandaar op 20 april naar Sobibor. Beiden overleden op 23 april 1943. Toen Matthijs Canter en zijn vrouw met een koffertje in de hand van huis vertrokken, vroeg een hovenier vanuit een tuin aan de Molijnlaan belangstellend waar de reis naar toe ging. Hij kende het joodse echtpaar. Ze vertelden dat ze een oproep hadden gekregen om zich te melden in Westerbork, maar dat ze met een paar dagen weer thuis zouden zijn. Het bleek naderhand dat ze dit ook echt meenden, want de afwas stond nog op het aanrecht. Matthijs Canter en zijn vrouw Jenny Löwenstein kwamen nooit meer terug.

De Canterjood

Matthijs Canter woonde met zijn vrouw en hun zoon Julius al sinds 14 april 1921 aan de F.A. Molijnlaan 49 in Nunspeet, op de hoek met het Groenelaantje. Ze kwamen toen uit Amsterdam. Het dorp Nunspeet kende geen Joodse gemeenschap zoals Harderwijk en Elburg. Waarom het gezin in Nunspeet kwam wonen is niet bekend. Matthijs Canter was toen 55 jaar, zonder beroep, zijn vrouw Jenny Löwenstein 48 jaar en zoon Julius was 20 jaar. Julius zou op 11 juli 1925 een eigen persoonskaart krijgen met als adres Veldwijk 75 in Ermelo. Het echtpaar nam deel aan het Nunspeetse leven. Canter stond in Nunspeet bekend als de ‘Canterjood’.

Huize Pauline

In 1929 kreeg Canter te maken met brand. De krant van 19 september 1929 meldde dat brand was uitgebroken in een villa aan de Grooteweg van Joachim van Nootdorp.
‘Het vuur greep zóó hevig om zich heen, dat het aangrenzende perceel van den heer Canter ook vlam vatte en weldra in lichterlaaie stond. De inboedel van den heer J. v. N. was ook prooi der vlammen en verbrandde, terwijl het gedeeltelijk overgebleven ameublement van den heer C. veel heeft geleden door waterschade’.

Het huis droeg inmiddels de naam Pauline zoals uit een advertentie uit 1934 blijkt.
Bij de ingekomen stukken voor de vergadering van de gemeenteraad op 28 juni 1935 zat onder nummer 17 een schrijven van M. Canter te Nunspeet, ‘inzake de ontwerp-verordening houdende bebouwingsvoorschriften voor de F. A. Molijnlaan te Nunspeet’. Canter was niet de enige, want er was ook een bezwaarschrift van de Veluvine-verffabriek.

De fabriek had zelfs een telegram gestuurd waarin geprotesteerd werd tegen het feit dat over de indiening van de bebouwingsvoorschriften voor de F.A. Molijnlaan niet te voren overleg gepleegd was en verzocht werd dit agendapunt aan te houden. (bron: Nunspeets Nieuws- en Advertentieblad d.d. 6 juli 1935)

Abgereist...

Matthijs Canter was op 5 januari 1866 in Amsterdam geboren als zoon van Salomon Matthijs Canter en Mathilda Jacobs. Hij had een tweelingbroer Eduard, van beroep kantoorbediende en ongehuwd overleden op 17 januari 1937. De oudste broer was Leonard Matthijs (1865-1925), van beroep koopman in diamanten. Van de jongste broer Isidoor, geboren in 1867 is alleen bekend dat hij in 1913 naar Parijs is gegaan.
Matthijs Canter trouwde op 16 mei 1900 in Bielefeld (Duitsland) met Jenny Löwenstein, geboren op 19 augustus 1872 in Bielefeld. Hun zoon Julius werd op 5 april 1901 in Amsterdam geboren.

In de oorlogsjaren hield de familie zich aan de regels die aan joden gesteld werden. Zo liet hij zich op 11 februari 1941 bij de gemeente registreren en betaalde de leges voor het aanmeldingsbewijs. En in 1943 gaven Canter en zijn vrouw gevolg aan de oproep om zich in Kamp Westerbork te melden. Op 3 mei 1943 kreeg de gemeente Ermelo de mededeling dat zij op 20 april via ‘Lager Westerbork’ waren ‘abgereist’. Aangifte van het overlijden van Matthijs, Jenny en Julius Canter werd pas officieel gedaan op 13 juni 1947 door Lodewijk Canter ‘oud 31 jaar, ambtenaar, wonende te Amsterdam’. Lodewijk was een zoon van Leonard Matthijs Canter, de oudste broer van Matthijs.

Zoon Julius

Na het vertrek van het echtpaar Canter werd het huis in beslag genomen. De bezittingen werden geïnventariseerd. Het huis werd verhuurd. In 1944 was de NSB-burgemeester De Kruijff de bewoner. In 1948 werd F.A. Molijnlaan 49 verkocht.

Zoon Julius was in 1925 verhuisd naar Veldwijk in Ermelo. Hij was daar een van de psychiatrische patiënten. In 1943 moesten de joodse bewoners van de inrichtingen ’s Heerenloo en Veldwijk overgebracht worden naar Westerbork. De directies verleenden geen enkele medewerking aan de politie. Twaalf ‘kinderen’ van ’s Heerenloo en twee patiënten van Veldwijk gingen uiteindelijk 10 april 1943 met de bus naar Westerbork en vandaar op 13 april met de trein naar Sobibor. Bij aankomst op 16 april 1943 werden zij, op één na, gelijk omgebracht. Daarbij was dus Julius Canter, 42 jaar oud. Foto hieronder uit het boekje ‘Het leven niet waard’ door Janneke de Moeij