Stolpersteine Esdoornlaan

Joseph & Henriëtte Lion

De Stolpersteine in de Esdoornlaan 8 zijn op 26 november 2021 gelegd voor de Duitse joden Joseph Lion en zijn vrouw Henriëtte Lion-Herz. Van dit adres zijn ze op 2 april 1943 met hun kleinzonen, Günther en Walter Zilversmit (16 en 15 jaar) vertrokken naar het kamp Westerbork. Op 20 april 1943 gingen Lion en zijn vrouw naar Theresienstadt (in het huidige Tsjechië) en later naar Auschwitz. Het overlijden van beiden is gedateerd op 30 oktober 1944. Ze waren toen 68 en 63 jaar. De twee kleinzonen hebben de Tweede Wereldoorlog overleefd en zijn naar Canada geëmigreerd.

De jaren tot Nunspeet

Joseph Lion is op 1 december 1875 in Viersen (Duitsland) geboren, Henriëtte Herz op 15 juni 1881 in Wurm. Ze woonden in Duisburg-Ruhrort. Het beroep van Lion was slager. Ze hadden vier dochters: Henriëtte (geboren 1902), Helene (1907), Erna (1908) en Bertha (1914). Al in 1934 vertrok Joseph Lion naar Nederland en ging in Den Haag wonen aan de Jan van Nassaustraat 38.

Dochter Henriëtte ofwel Hedi of Hedwig was getrouwd met de veehandelaar Karl Zilversmit uit Leer (geboren 6 juni 1888 in Hengelo). Hedi had piano en zang gestudeerd en zong in de Staatsopera in Leipzig. Hun twee kinderen Günther en Walter groeiden op in Leer. De ouders besloten in 1938 hun toen 12-jarige zoon Günther op vakantie naar Nederland te sturen met in het achterhoofd de gedachte dat hij niet meer zou terugkeren. De ‘Progromnacht’ in Leer op 11 november 1938 was verschrikkelijk voor de familie Zilversmit en andere joden in Leer. In februari 1939 kon zoon Walter met een kindertransport ook naar Nederland gaan. Maar het duurde tot 5 mei 1940 voor hij bij zijn grootouders kon gaan wonen.

Van de ouders van Günther en Walter Zilversmit ontbreekt in de loop van de oorlog elk spoor. Aangenomen wordt dat zij zijn omgekomen in ongeveer 1942 in Lublin.
Na de Duitse bezetting in 1940 moesten Duitse joden de kuststrook en dus Den Haag verlaten. Lion en zijn vrouw vonden met Günther en Walter een pension in Nunspeet en stonden vanaf 22 oktober 1940 ingeschreven aan de Spoorlaan 12. Ook een nicht Helene Lion kwam mee, evenals dochter Sara Berta en haar man Rudolph Levy. Berta en Rudolph waren in februari 1940 in Den Haag getrouwd. Ze vertrokken in februari 1941 naar Utrecht. Nicht Helene ging in december 1941 naar Zwolle als dienstbode bij de familie Deutschkron. (Man, vrouw en zoon omgekomen in Auschwitz, Helene staat genoteerd als vermist).

Op 28 februari 1941 verhuisden de Lions naar de Esdoornlaan 8, het pension van Antje van der Veer. De twee jongens gaan op de fiets naar school in Harderwijk. Toen zij als joodse jongens niet meer naar school mochten, kwam Günther in de leer bij een smid aan de Smeepoortbrink in Harderwijk. Toen het joden verboden werd om fietsen te bezitten, kwam Günther in dienst van smid Willem van Slooten aan de Laan in Nunspeet. Daarvan is een foto bewaard gebleven in bezit familie Van Slooten, waarop de tweede van links Günther is en de tweede van rechts Walter:

De oorspronkelijke woning

Het oorspronkelijke huis aan de Esdoornlaan 8 is in 2008 vervangen door een dubbele woning. Foto’s uit de vijftiger jaren geven nog wel een beeld van de oorspronkelijke woning. De woning stond recht voor de Lindelaan.

Lion was slager geweest en had contact met slager Schmal aan het begin van de Laan. Lion deed klusjes en dochter Willemijn Schmal herinnert zich anno 2021 nog wel dat ze als klein meisje bij Joseph Lion op schoot heeft gezeten. De familie is in bezit van een schaal, die alleen bij het joodse paasfeest werd gebruikt.

Voorkeursbehandeling...

In 1943 moesten alle joden zich melden in de kampen Westerbork of Vught. Van het advies om de twee kleinzonen te laten onderduiken wilde Joseph Lion niets weten. Op 2 april 1943 vertrokken zij naar Westerbork. Vanuit Westerbork vertrokken Lion en zijn vrouw naar Theresienstadt in het toenmalige Protectoraat Bohemen-Moravië (nu Tsjechië) en dus niet naar Auschwitz. Dat had te maken met het feit dat Lion front-soldaat was geweest in de Eerste Wereldoorlog. Het was een voorkeursbehandeling.
Günther en Walter Zilversmit bleven nog in Westerbork, maar moesten in januari 1944 ook naar Theresienstadt.

Om de voorkeur te demonstreren gebeurde dat met een gewone trein. Tijdens de reis kwam de trein door hun geboorteplaats Leer. In Theresienstadt ontmoetten de jongens hun grootouders en schrokken. Ze waren sterk vermagerd. Op 28 september 1944 werd het tweetal geselecteerd om naar Auschwitz te gaan. Later zouden ook Joseph Lion en Henriëtte Herz naar Auschwitz gaan en omkomen.

Aangekomen in Auschwitz kreeg Günther nummer D 12806 en Walter D 12807. Beiden meldden zich aan om als lasser naar Gleiwitz, een buitenkamp voor ‘Stafettenherstellung’. Met de komst van Russen werd het kamp ontruimd en begon een ‘dodenmars’, waarbij de joden aan hun lot werden overgelaten.

Via omwegen belandden Günther en Walter in april 1945 in Odessa, werden in juni ingescheept op het Engelse troepentransportschip Monoway en bereikten in juli Marseille.

Ze hadden de Holocaust overleefd.