Pension de Klokkenberg

Bureau van de Staf

Tijdens de eerste wereldoorlog vluchtten er tussen 1914-1918 een miljoen Belgen (militairen en burgers) de grens over naar het neutrale Nederland. De regering zag in 1914 dat er een grote groep Belgen niet naar hun bezette thuisland zou terugkeren. Daarom besloot de regering ‘Rijksvluchtoorden’ te bouwen in verschillende plaatsen in Nederland. Eén kwam er in Nunspeet.

De vluchtelingen die in de vluchtoorden Oldebroek en Nunspeet werden opgenomen, waren niet vrij om te gaan en te staan waar ze wilden. Hoe gastvrij Nederland ook was: ze werden toch gevangen gehouden. De vluchtoorden waren begrensd met een omheining van prikkeldraad en werden bewaakt door militairen. De militairen waren in de omgeving ingekwartierd. In de vluchtoorden was marechaussee, een politiekorps met militaire status, aanwezig voor de bewaking. Per vluchtoord werd een regeringscommissaris benoemd met een adjunct regeringscommissaris als vervanger.

Binnen het kamp lag de dagelijkse leiding bij de Nederlandse kampcommandant. Hij was direct verantwoording aan de regeringscommissaris verschuldigd. Andere Nederlanders waren hoofden van de administratie of van de magazijnen. Onder de Nederlandse leiding werkten Belgen in functies als chef-eetzaal of chef-werkplaats. In Nunspeet woonden de regeringscommissaris en zijn staf niet in het vluchtoord maar in villa De Klokkenberg in het dorp.

Eind 1915 verhuisden ze naar de pensions Gruno en Johanna-Maria. Het laatste werd in februari 1917 nog vervangen door villa Hujothesia. De stafleden woonden hier en zij aten er ook gezamenlijk, dus buiten het vluchtoord. De administratie van de burgerlijke stand dus de inschrijvingen in de geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters werden bewaard in het gemeentehuis, tegenover de Klokkenberg, Laan 27. In die register zijn de ambtenaren van 1914 tot en met 1919 druk geweest met het inschrijven van alle Belgische vluchtelingen.

Regeringscommissarissen

In Nunspeet was Hendrik Muller de eerste regeringscommissaris. Hij was al aangesteld om vluchtelingen op te vangen in de legerplaats Oldebroek. In deze functie was hij aangesteld door de Minister van Oorlog Nicolaas Bosboom. De minister had het idee dat Muller deze bijzondere klus wel kon klaren, al wist de regering zelf niet goed wat ze met zoveel Belgische vluchtelingen aan moest. De vrijheidsberoving van de inwoners van de vluchtoorden was een belangrijk punt van discussie tussen de regeringscommissaris Muller en de minister.

Een belangrijk discussiepunt was het risico voor de neutraliteit van Nederland om, omgeven door strijdende buurlanden, zoveel vluchtelingen uit die landen vrij te laten rondlopen. Daartegenover stond dat Nederland zich wel gastvrij wilde opstellen zodat de Belgen zich thuis zouden voelen. De bewaking van de grenzen van het vluchtoord, de wacht bij de ingang en de rol van de marechaussee speelden een belangrijke rol in het bewaken en handhaven van de orde. Dr. H. Muller had bijna absolute macht, maar hij moest wel alles zelf regelen.

Muller kreeg een Nederlandse staf die de leiding hadden bij de diverse onderdelen van de organisatie zoals onderwijs en gezondheidszorg. Binnen deze staf zaten veel mensen uit zijn vrienden- en kennissenkring. Muller werd in augustus 1915 opgevolgd door luitenant-kolonel Drijber. Drijber bleef aan tot juli 1917 waarna zijn opvolger Johannes Simon de leiding kreeg tot de opheffing van het vluchtoord in september 1919. De informatie en beelden op deze pagina zijn afkomstig van het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe, met dank aan Ad Sulman en Els van Nieuwenhuijzen.