Legerplaats Oldebroek
-
De eerste Belgische vluchtelingen
De eerste Belgische vluchtelingen werden opgevangen in de leegstaande kazernes en stallen van de legerplaats Oldebroek, nu ’t Harde. Door het uitbreken van de ‘Grote Oorlog’ (de Eerste Wereldoorlog 1914-1918) en de Duitse inval in België in augustus 1914 vluchtten grote aantallen Belgische burgers om aan de oorlogswreedheden te ontkomen naar het neutrale Nederland. Na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914 kwamen meer dan een miljoen Belgen naar Nederland. Ze werden opgevangen in scholen, fabrieken, kazernes en bij particulieren. In Oldebroek werden vluchtelingen ondergebracht in de lege kazernes en de paardenstallen van het leger.

Belgische bewoners op de legerplaats
Nog op de dag van zijn benoeming stuurde minister Bosboom aan Dr. Hendrik Muller (regeringscommissaris) een kennisgeving van de komst van vluchtelingen. De minister wilde graag weten hoeveel plaats er was. Muller gaf als antwoord, dat hij vierhonderd vluchtelingen kon ontvangen en daarna elke vier dagen tweehonderd. Op 27 augustus 1914 kreeg hij bericht dat de dag erna 234 vluchtelingen vanuit Maastricht op het station legerplaats Oldebroek zouden arriveren. De burgemeester van Oldebroek, M.P.D. Baron van Sytzama, schreef op 29 augustus 1914 aan de commissaris van de Koningin:
“In verband met uw telegram van 23 dezer heb ik de eer u Hoog Edel Gestrenge mede te delen, dat op 28 augustus jl. ruim 200 Belgische vluchtelingen, meest vrouwen en kinderen, alhier zijn aangekomen. Zij zijn in de Legerplaats bij Oldebroek onder dak gebracht en staan onder toezicht van een Regeringscommissaris. Een aantal militairen en marechaussees zijn ter bewaking in de Legerplaats aanwezig. Naar ik verneem zullen binnenkort nog ettelijke Belgische gezinnen volgen”.
Deze slideshow vereist JavaScript.

Paardenstal als slaapkamer
Veel vluchtelingen dachten dat zij in Gelderland wel terecht zouden komen op een plaats die leek op dorpjes, die zij hadden moeten verlaten. Zij verwachtten gewoon door te kunnen gaan met hun leven. Het werd een teleurstelling. Ze stapten uit op een verlaten stationnetje in een dennenbos en werden verwelkomd door de kampleiding en enkele marechaussees. Daarna moesten zij een half uur lopen naar een legerkamp midden op een grote heidevlakte. Zij zagen al snel de houten barakken van het militaire kamp voor zich. De paardenstallen waren de slaapkamers. De deuren van de kamers waren van grijs zeil. Begin november verbleven er 1050 Belgische vluchtelingen op de Legerplaats; voornamelijk gezinnen. Meer konden er niet meer bij. Om de overblijvende vluchtelingen, die zelf niet in hun onderdak konden voorzien, te herbergen werden er op last van de Nederlandse regering op diverse plaatsen vluchtoorden gebouwd. Ook wel aangeduid als ‘Belgische dorpen’. De vluchtelingen verbleven maar kort in de legerplaats Oldebroek. De burgemeester van Nunspeet liet aan de Commissaris van de Koningin weten dat er in zijn gemeente ‘onafzienbare heidevlakten’ waren om een kamp te bouwen voor ‘een onnoemelijk aantal personen’. Binnen een maand werd op het terrein een barakkenkamp met scholen, een kerk, badhuizen en ontspanningsgebouwen geplaatst. De eerste Belgische vluchtelingen van de Legerplaats uit Oldebroek verhuisden op 1 december 1914 naar Nunspeet. De legerplaats Oldebroek werd interneringskamp voor Belgische militairen tot aan het eind van de oorlog. De informatie en beelden op deze pagina zijn afkomstig van het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe, met dank aan Ad Sulman en Els van Nieuwenhuijzen.


